1 december 2023
Volkstuinvereniging Levenslust
TUINTIPS
 

 
 
 
 
TUINTIPS Hoe kweek ik...

Op deze pagina willen we proberen zoveel mogelijk interesante informatie voor u bij elkaar te halen. Heeft u tips (het hoeven geen hele artikels te zijn, het mag ook iets korts zijn) stuur het dan in. Op deze pagina tips over het kweken van groente en fruit.

Begin je eigen moestuin - 9 maart 2015 Meer tuintips - 12 juni 2011

Een site die we even in het zonnetje willen zetten is:

sjeftuintips.wordpress.com

Deze website staat vol met handige tips zoals:

Bonen zaaien op keukenpapier
Composthoop van stoeptegels
Twee kroppen sla per week
Minikasje van margarine-kuipjes
-

Start het jaar met een teeltplan - 5 juli 2010

Aan het begin van het jaar, soms regent en sneeuwt het zelfs nog, hebben we het er al voorzichtigjes over: hoe gaan ik en mijn tuin het nieuwe seizoen in? In zo'n geval is het goed een teeltplan te maken, waarbij je uitgaat van onderstaande punten:

Doel van een goed teeltplan

Beter rendement van de bemesting
Goede bescherming tegen (ongewenste) insecten
Voorkomt bodemmoeheid
Werkt uitbreiding van schimmels tegen
Werkt remmend op de ontwikkeling van virussen
Minder onkruidontwikkeling = minder werk
Maximale opbrengsten door een betere rotatie
Zeer goede invloed op de bodemstructuur

BEMESTING

Niet iedere groente neemt evenveel van de beschikbare voedingsstoffen op. Dit kan van plant tot plant heel wat verschillen. Juist in verband met deze voedselopname kun je de gewassen in twee groepen indelen: de veeleisende en weinig eisende groenten. Teel je deze gewassen om en om, dan worden de voedingsstoffen in een goede regelmaat uit de grond gehaald. Veel organische stoffen geven geleidelijk aan hun energie vrij, en doen daar soms lang over. Organische meststoffen (stalmest, kompost) doen er twee jaar over om volledig af te breken tot voedsel voor de plant.
Oude mest: Het is bewezen dat de oude organische voedingsstoffen geen aantrekkingskracht meer uitoefenen op bepaalde insecten. Voor sommige groenten komt dit net goed van pas. Van de aardbeien en de bladgewassen is bekend dat ze het liefst op oude mest groeien. Bij het opstellen van het teeltplan houden we ook rekening met oppervlakkig en diep wortelende gewassen. Op die manier laten we de planten het voedsel halen waar het zit. Zo voorkom je dat voedingsstoffen doorspoelen. In het teeltplan moet je ook altijd rekening houden met de vlinderbloemigen. Zij brengen immers stikstof in de bodem en het is maar normaal dat groenten, die veel stikstof opnemen de ideale opvolgers zijn van de peulgewassen.

INSECTEN

Vele insecten hebben zich gespecialiseerd in een bepaalde groente of een aantal verwanten van dezelfde familie. Verschillende van deze insecten overwinteren in de bodem. Ze hoeven zich niet te verplaatsen om in de volgende lente terug tot actie over te gaan, wanneer dezelfde groente of een naast familielid op hetzelfde perceel wordt aangeplant. Door het toepassen van de vruchtwisseling rem je de ontwikkeling van deze bodeminsecten af. Aaltjes ontwikkelen zeer sterk bij het herhaaldelijk telen van dezelfde groente op hetzelfde perceel. In de praktijk kunnen verschillende aaltjes gelijktijdig voorkomen.

BODEMMOEHEID

Bodemmoeheid treedt vooral op als je jaren na elkaar dezelfde groenten op hetzelfde perceel teelt. Alle planten hebben een opgaande en neergaande sapstroom. Met de neergaande sapstroom worden er stoffen uitgescheiden door de plantenwortels. Dit zijn zuren die in een bepaalde concentratie giftig zijn voor het gewas. De groei staat dan nagenoeg stil. In erge gevallen kan het gewas vroegtijdig afsterven. Dezelfde stof die negatief inwerkt op een bepaalde plantengroep, kan een andere plantengroep stimuleren om het groeiproces optimaal te laten verlopen.

SCHIMMELS

Een goed teeltplan met een optimale vruchtwisseling werkt de ontwikkeling van bepaalde schimmels tegen. Dit is zeker het geval met schimmels die zich in een bepaalde groente "gespecialiseerd" hebben. In feite gaat het hier over mutaties of zijtakken van een algemeen voorkomend soort schimmel.

VIRUSSEN

Virussen komen vaak voor bij planten die last hebben van 'groeischokken': dit gebeurt als ze over grote hoeveelheden vlug opneembare voedingsstoffen beschikken. Insecten, voornamelijk bladluizen brengen virussen op gezonde planten over. Veel virussen blijven in de grond achter en tasten het jaar daarop terug dezelfde groenten aan indien de vruchtwisseling niet goed wordt toegepast.

ONKRUID

Onkruiden komen in elke tuin voor. Ook in wanneer ieder jaar een goed uitgebalanceerd teeltplan wordt toegepast, maar dan in veel mindere mate. Enkele voorbeelden: uien en aardbeien bijvoorbeeld trekken als het ware onkruiden aan. Andere groenten zoals aardappelen en witlof verhinderen juist de onkruidgroei. Probeer bij het maken van het teeltplan met die eigenschappen ook rekening te houden.

ROTATIE

Door het toepassen van een goede rotatie, liggen de opbrengsten hoger. Dit is zeker het geval met groenten die gemakkelijk vatbaar zijn voor insecten en schimmels.

BODEMSTRUCTUUR

Sommige groenten verbeteren de bodemstructuur. Andere groenten laten echter een slechte structuur na. Daar moet je ook rekening mee houden bij het opstellen van een plan, zeker wanneer je gewassen als groenbemesters teelt.

OPBOUW VAN HET TEELTPLAN

Het teeltplan is een uitgewerkt schema waardoor een bepaalde groente pas na enkele jaren weer op hetzelfde perceel geteeld wordt, vruchtwisseling dus. Praktisch gezien, verdeel je dan je tuin in een aantal gelijke percelen. Op ieder perceel komt dan een plantengroep, die elk jaar perceel opschuift.

Waar moet je bij het maken van een planning aan denken?

1.De gekozen groentegewassen:
De vroege en late soorten en tot welke gewasgroep ze behoren: blad, vruchtgewassen en wortelgewassen. De groentegewassen moet je zo kiezen dat je zowel vroeg als laat kunt oogsten. Voor kleinere oppervlakten is dat zeker van belang. Bedenk daarbij dat vroege rassen altijd een kortere groeicyclus hebben dan de zgn. late rassen. Die doen er wat langer over maar hebben het voordeel dat zij beter te bewaren zijn.

2.De teeltwijze:
Vroeg, normaal, laat, winter, het hele jaar door. De vroege rassen worden vroeg gezaaid. Dit klinkt logisch maar veel vroege rassen kunnen ook gerust later in het seizoen worden geteeld. Hun kortere groeiperiode leent zich daartoe. Verschillende zaaibeurten kunnen daardoor voor een goede spreiding van de oogst zorgen. Afdekken met gaatjesfolie of teeltdoek zorgt er voor dat het teeltseizoen wordt verlengd, net zoals dit onder glas het geval is.

3.De gewenste oogstperiode
Belangrijk: je moet je zaaiperiode afstemmen op de gewenste oogstperiode. Zit het weer niet mee, dan loopt dit schema in de war. Altijd rekening houden met een vertraging van ongeveer een week. Dit is zowat het gemiddelde in onze lage landen. Vergeet niet om je vakantie in het schema in te bouwen.

4.De gewenste hoeveelheid per gewas
De totale opbrengst die een groentetuin moet leveren is afhankelijk van de grootte van het gezin en de tuin. Beslist rekening houden met de verse consumptie en de hoeveelheid die voor de een of andere bewaarmethode in aanmerking komt. Nooit de toegemeten oppervlakte die deze groente in het teeltplan inneemt overschrijden. Wil je het direct opeten of bewaren?

5.De bewaarmethode
Ter plaatse, inkuilen, diepvries, inmaak, onder glas? De bewaarmethode staat in verband met de gewenste oogstperiode. De bewaarmethode heeft ook invloed op het tijdschema waarin de gewenste oogstperiode moet vallen. Het invriezen en inmaken van groenten laat meer speling toe voor wat de oogstperiode betreft. Denk er aan, dat vroege groenten niet echt geschikt zijn voor bewaring, de inmaak of de diepvries.

6.De beschikbare oppervlakte
Een grote groentetuin heeft meer te bieden dan een kleine groentetuin. Is de tuin vierkant of rechthoekig van vorm, dan moet het schema daarop aangepast worden. Praktisch gezien, is het verstandig in een kleine tuin een kas, een broeikas of platte bak te plaatsen. Wil je de kosten drukken, dan kan een directe afdekking met vliesdoek of gaatjesfolie een uitstekend alternatief zijn.

7.De groenbemesters
De groenbemesters die als hoofd- of als nateelt gezaaid worden, vallen eveneens onder het begrip vruchtwisseling en worden als dusdanig ook in het schema opgenomen. De rotatie tussen sommige groenbemesters en bepaalde groenten moet in bepaalde gevallen vier jaar bedragen. Bovendien moet rekening gehouden worden met de familie waartoe de groenbemester en de groente behoort. 8.De buitenbeentjes: witlof, aardbeien, asperges Witlof is moeilijk in het gangbare vruchtwisselingsysteem in te bouwen. Dit komt omdat witlof niet alleen op een schrale grond moet groeien, maar ook omdat het vatbaar is voor bepaalde schimmels. Komt witlof na een sterk bemeste groente, dan zit er nog te veel stikstof in de grond, wat de kwaliteit van witlof niet ten goede komt.

9.De rotatie van de geteelde gewassen
Met rotatie bedoelen we het op geregelde tijdstippen laten terugkeren van een bepaald gewas op een bepaald perceel. De rotatie van de groente kan erg wisselen. Dit heeft te maken met de gevoeligheid voor bepaalde schimmels en insecten. In het algemeen mag je aannemen dat een bepaalde groente slechts na 4 jaar mag terugkomen op het zelfde perceel. Veel beter is het om te roteren met een schema van 6 of 8 jaar. De tuin moet dan in 6 of 8 percelen worden ingedeeld.
De volgende gewassen groeien het best met een rotatie van 6 jaar: erwt, knoflook, sjalot, ui. Indien het niet anders kan, mogen groenten met een korte groeicyclus al na 3 jaar op hetzelfde perceel terugkeren. Andijvie, sla en spinazie zijn hiervan voorbeelden.

Een frisse start?

In het voorjaar worden de zaaibedjes meestal zo gekozen dat zij op het zonnigste en meest beschutte deel van de tuin liggen. Jaar na jaar staat dan de wieg van dezelfde plantengroep op dezelfde plaats ...... met een steeds slechtere start als gevolg. Juist daarom moet er rekening mee worden gehouden dat de vruchtwisseling al bij het zaaien van plantgoed begint. Dankzij vliesdoek en gaatjesfolie zijn we steeds minder gebonden aan beschutte plaatsen bij het voorzaaien.

N.B. Bij het samenstellen van dit stuk is gebruik gemaakt van een artikel uit 'Moestuin' januari 2010

Aardappelen telen - 5 juli 2010

Aardappelen telen: op ruggen of niet ?

Voor nogal wat moestuinders is het seizoen al half geslaagd als de aardappelteelt gelukt is. Niet te veel Phytophthora, niet te veel groene aardappelen en natuurlijk ook niet te veel klein spul dat bijna niet te schillen is. Die eerste zelf geteelde en met zorg gerooide aardappeltjes, als het kan met verse sla uit de bak of kas én met een beetje boterjus: in geen restaurant eet je lekkerder! Maar zo ver is het nog lang niet!

De meeste moestuinders hebben hun pootgoed besteld (het lijkt wel of het ieder jaar duurder wordt!) want over een paar weken is het weer zover, dan kunnen de allervroegste aardappelen de grond weer in. En dan ga je als moestuinder een onzekere tijd tegemoet want zo vroeg in het jaar hebben de net bovengekomen planten nogal eens last van nachtvorst.
De bovengrondse delen bevriezen, de meeste knollen lopen weliswaar opnieuw uit maar je bent toch een paar weken achterop geraakt (als nachtvorst dreigt zou je de planten nog wat verder aan kunnen aanaarden). Laat planten is overigens helemaal geen probleem, dankzij de betere weersomstandigheden 'loopt' het gewas de achterstand weer in. Wél wordt de kans op Phytophthora later in het seizoen groter.

Aardappelen planten, hoe kun je dat het beste doen ?

Heel wat moestuinders weten het antwoord: op ruggen. Maar is dat écht de beste manier en zo ja, hoe bouw je die ruggen op? Waarom niet gewoon in de grond planten zónder ruggen (dat ontlast je eigen rug ook eens)? Aardappelplanters op de moestuin zijn trouwens heel creatief als het gaat om het planten van aardappels – met – weinig - moeite. Sommigen zijn in de weer met een grondboor, anderen met een bollenplanter. Plantgereedschap is trouwens van alle tijden: de Inca's gebruikten een pootstok en voor de mechanisatie in de landbouw werd op zware kleigronden een pootboor gebruikt. Hectares aardappelen, stuk voor stuk met de hand geplant! De ene moestuinder maakt fantastische ruggen, zo hoog dat je er bijna hoogtevrees van krijgt, de ander harkt wat kluitjes bij elkaar en dat is het dan.
Wel handig als markering voor het geval je wilt schoffelen of wieden, maar verder heeft het geen enkele zin. Hoe moet het dan ?

Jan Karel weet veel van aardappelen en alles van grondbewerking. Hij deed jarenlang onderzoek naar de beste manier om aardappelen te telen en hij is heel duidelijk: aardappelen kun je het beste op ruggen telen. Maar waarom?
En geldt dat voor alle grondsoorten ?

Tijdens het eerste, oriënterende gesprek, noemt Jan Karel nogal wat voordelen op van de teelt op ruggen maar niet al die voordelen, zoals het beperken van zoutschade en het beperken van schade door tractorbanden, gaan ook op voor moestuinders.

Aardappelen telen op ruggen betekent dat je wat kunt 'spelen' met de vochtvoorziening. Misschien is dat wel het belangrijkste voordeel.
Jan Karel: "Als je een moestuin hebt die nogal eens last van vochtoverlast heeft, en dan bedoel ik natuurlijk niet dat hij regelmatig onder water staat want dan valt er niets te telen, kun je dankzij de teelt op ruggen vochtoverlast beperken. Hoewel er in de rug een waterbuffer zit, in een grote rug meer dan in een kleine, zakt overtollig water weg ín de rug of het spoelt van de rug af naar de lager gelegen geulen. Plant je een aardappel in de volle grond dan ligt hij in zo'n situatie in het water.
Overigens is die waterbuffer hard nodig want de aardappelen is een gewas dat veel vocht nodig heeft. Dat geldt voor bijna alle gewassen in de land- en tuinbouw en óók op de moestuin.
Aardappelen bestaan overigens voor bijna 80% uit water. In de tropen worden de geulen gebruikt om te bevloeien, in Nederland gebeurt dat niet: bij droogte wordt er beregend."
Je zou je voor kunnen stellen dat je vroeg in het jaar eerst de ruggen maakt. Die kunnen wat opdrogen en opwarmen in de lentezon. Daarna plant je de aardappelen in de ruggen.
Jan Karel: " Dat is een optie, je zou op die manier misschien iets eerder kunnen oogsten. De ideale rug ligt noord – zuid. 's Morgens profiteert hij van de ochtendzon, overdag schijnt de zon óp de rug en 's avonds aan de andere kant."

Heeft het telen op ruggen invloed op de aantasting door Phytophthora ?

Jan Karel: " Sporen van de schimmel Phytophthora spoelen met de neerslag langs de stengels naar beneden, naar de knollen. Als er meer water in de rug zakt kunnen er ook meer sporen bij de knollen terechtkomen, bij puntige ruggen spoelen meer sporen naar de geul waar ze geen kwaad doen. Bij een Phytophthora aantasting speelt de grootte van de rug ook een rol. In een grote rug ligt meer grond op de knollen en krijgen schimmelsporen minder kans.
De schimmelsporen hebben vocht nodig om te kunnen kiemen, op droog blad kunnen ze daarom niet kiemen. Mocht je water willen geven, geef dat dan op de grond en niet over het blad. Dat geldt ook voor tomaten!"

Er zitten grote verschillen tussen aardappelrassen wat betreft de gevoeligheid voor Phytophthora. Soms zijn de bladeren heel gevoelig maar de knollen veel minder en omgekeerd.

Door ruimer te planten (in de rij tussen de planten en vooral tussen de rijen) droogt het gewas sneller op en is de kans op Phytophthora kleiner.
Moestuinders proberen, ze de eerste vlekken op een blad zien, de aantasting binnen de perken te houden door het aangetaste blad weg te plukken. Dat kan helpen maar vaak worden gezonde planten aan getast door de sporen die aan de broek en laarzen van de moestuinder blijven zitten: door door het gewas te lopen kun je andere planten besmetten !
(Doe aangetast blad en dergelijke in de groencontainer, niet op de composthoop! Schimmelsporen blijven leven en kunnen, via de compost, verspreid worden).

Ruggen en rooien

Het rooien van aardappelen is aan de ene kant een prachtige klus: je haalt de oogst binnen. Laat de winter maar komen! Maar aardappels rooien is ook zwaar werk. Maakt het daarbij nog verschil of ze delen gebruikt, het onkruid. Heb je toch wat groter op ruggen staan of niet ?
Jan Karel: "Aardappels op ruggen rooien gemakkelijker. De grond is losser, je kunt beter bij de knollen. In de volle grond moet je veel meer grond verzetten, het is zwaarder. Bovendien is de kans dat er aardappelen in de grond achterblijven, bij de teelt op ruggen kleiner. Het mooie van de teelt op ruggen is ook dat je de mooie, losse grond boven houdt, je spit hem niet onder tijdens het rooien.
Na het rooien vlak je de ruggen weer en je hebt een fantastisch plantbed voor bijvoorbeeld late koolsoorten!"

Onkruid

Aardappelen werden vroeger geteeld om het land schoon te krijgen. Het is een gewas dat als het volwassen is, veel schaduw op de bodem geeft waardoor nogal wat onkruiden die licht nodig hebben zich niet of slecht ontwikkelen. Wortelonkruiden en hoge onkruidsoorten laten zich echter niet tegen houden door het aardappelgewas. Als je plant in de volle grond is het schoonhouden van het aardappelbed een fluitje van een eurocent, aardappelruggen schoffelen is een stuk ingewikkelder. Of niet ?
Jan Karel: "Veel boeren kennen dat probleem niet omdat onkruid chemisch bestreden wordt. Maar ook op moestuinen hoeft het geen probleem te zijn.
Wacht niet tot het onkruid zich ontwikkeld heeft tot volwassen plant maar hark er, als het net kiemt, wat grond tegen en op de rug. Desnoods doe je dat nog een keer. Meestal is het aardappelgewas daarna zo groot dat het niet meer hoeft.
Door een paar keer extra aan te aarden bestrijdt de biologische boer, die geen chemische middelen gebruikt, het onkruid. Heb je toch wat groter onkruid dan kun je dat er het beste even uittrekken."

Groene aardappelen

Aardappelen die tijdens de groei aan het licht blootgesteld worden, krijgen een groene kleur veroorzaakt door de giftige stof solanine. Groene aardappelen zijn niet eetbaar, maar een groen plekje kun je er gewoon van afsnijden. De rest kan wél gegeten worden. Om groene aardappelen te voorkomen houd je de knolontwikkeling in de gaten. Zie je knollen (ongeveer zeven weken na het planten worden de knollen gevormd) die boven de grond dreigen te komen, dan aard je ze aan zodat ze weer onder de grond zitten.

Een platte of een puntige rug ?

Op de meeste moestuinen zie je ruggen die uitlopen in een punt, in de landbouw zijn ze vaak plat. Bij puntige ruggen komt er minder water in de ruggen terecht, het grootste deel spoelt er van af. Als je platte ruggen maakt zakt er meer water in de ruggen, op drogere gronden is dat een voordeel.

Hoe ziet een ideale aardappelrug eruit ?

Zorg ervoor dat de grond los is: aardappels groeien het beste in losse, fijne grond. Als hij niet los is krijg je kleinere, vaak hoekige aardappelen. Deze kunnen zich tussen de harde kluiten niet zo ontwikkelen als ze zouden willen. Maak in de ondergrond een sleufje en leg daar de poters in. De bovenkant van de aardappel komt gelijk met de omringende grond. Na het poten hark je de losse grond tot een flinke rug (ongeveer 20 cm hoog en 50 cm breed) boven op de poters. Aardappels telen op ruggen betekent dat je wat kunt 'spelen' met de vochtvoorziening. Misschien is dat wel het belangrijkste voordeel.

Artikel over genomen uit Moestuin februari 2008

Sponsor van Levenslust